“Ik zeg niet dat boeddhisme de enige weg is om gelukkig te zijn, maar het is wel de mijne”, vertelt Giel. “Als kind was ik vaak bang omdat ik niet wist wat ons doel was, en had ik een vreselijke drang om dat geluk te vinden. Ik was ongeveer acht jaar toen ik daarvoor toevlucht nam in het boeddhisme. Dat betekent dat ik de basisprincipes van het boeddhisme aanvaard: onderlinge afhankelijkheid, liefdevolle vriendelijkheid, incarnatie, enzovoort.”
Giel groeide op in een eenoudergezin, alleen met zijn moeder. “Ik heb lang borstvoeding gekregen en ik mocht zelf beslissen vanaf wanneer ik naar school ging. Ik vind het nog steeds dapper van haar dat ik zo veel vrijheid en verantwoordelijk kreeg. Zo ben ik geworden wie ik ben. Als ik hier ben, doen we nog steeds alles samen.”
Ook zijn moeder is boeddhiste. “We weten niet precies wie van ons twee er mee begonnen is. We waren er allebei erg door aangetrokken. Door te vertrekken naar een boeddhistisch klooster in India, heb ik me op tijd kunnen losmaken van haar. Natuurlijk mis ik haar daar, maar iemand moet niet fysiek aanwezig zijn om er te kunnen van houden.”
Bedeesd jongetje
Zijn vertrek uit België verliep met de nodige controverse. De rechter stelde hem in observatie. “De grens tussen bezorgd zijn en overbezorgd zijn is dun. Ik was als kind een bedeesd jongetje, maar ik herinner me dat ik tijdens een zitting, in een intimiderende setting, rechtstond. Ik vroeg de rechter waarom ik nu juist werd tegengehouden. Dat gaf me een boost.”
Foubert kijkt toch positief terug op de heisa. “Ik leerde veel nieuwe mensen kennen, en kan nu een beeld geven van het boeddhisme aan de mensen hier. Het boeddhisme leert ons ook dat het toeval niet bestaat. Alles gebeurt met een reden.”