"Is het waar dat ik mijn baby verwen door haar steeds op te pakken als ze huilt?"
vr 2 mrt. - 11:46
“Is het waar wat mijn familie zegt? Dat ik mijn baby verwen door haar steeds op te pakken als ze huilt?” Wekelijks passeert deze vraag in mijn praktijk en telkens geef ik hetzelfde antwoord: dat is niet waar.
Je baby geven wat hij nodig heeft – aandacht, liefde, nabijheid – staat niet gelijk aan verwennen.
Alsof het geen basisbehoeften van een baby zijn, en bij uitbreiding: van de mens.
“Zie je wel? Ze stopt met wenen als je haar pakt. Ze wéét het al, hoor!”, klinkt het dan niettemin berispend in de omgeving.
“Nog een geluk”, zeg ik dan. En laat dat net de bedoeling zijn. Want wat is je hoger doel bij het opvoeden? In mijn geval betekent dit op z’n minst m’n kinderen meegeven dat ze op mij, op mijn partner en op anderen kunnen rekenen als er iets is.
De hechtingstheorie van de Britse psychiater John Bowlby zegt dat van ouders of verzorgers wordt verwacht dat ze responsief reageren op de signalen die de baby uitzendt: huilen, lachen, brabbelen... Moet je dan altijd het juiste doen, zodat de baby zo snel mogelijk stopt met huilen? Neen, en dat kan ook niet. Soms weet je gewoon niet wat te doen. En dan huilt je baby in jouw armen, of dicht bij jou, of bij een andere verzorgende. En dat is oké. Je bent er.
Zo krijgt je baby een veilig gevoel en een veilig beeld van anderen, waarop het kan vertrouwen als de ouders er niet zijn. Je kind krijgt een veilige basis mee om op eigen initiatief, als hij of zij er klaar voor is, de wereld te gaan ontdekken. Wetend dat er gereageerd zal worden als er iets is.
De angst om baby's en kinderen te verwennen met aandacht zit diep geworteld in onze Westerse maatschappij.
Mijn zus is een aantal keer in Afrika geweest, waar baby's bijna continu worden gedragen. En het viel haar op hoe weinig die baby's weenden. Er was constante nabijheid en constante responsiviteit.
Vrijdagavond was het al laat en wou Loa voor het slapengaan toch nog een boekje. Ze wist dat het niet meer kon, het was tijd om te slapen. Ze huilde en huilde, kwaad en vermoeid. Vanuit een gedragsmatige aanpak zou ik haar gedrag moeten negeren of bestraffen: haar gedrag is immers ongewenst en mag dus niet met aandacht worden beloond.
Het voordeel aan een vierjarige is dat je kan vragen wat ze nodig heeft. Ze bleef nog even doordrammen over het boekje, maar na mijn erkenning van haar gevoel, kon ze zeggen hoe ze met mijn ‘nee’ wilde omgaan: ze wou even het bed uit en wat rondwandelen.
Deze aanpak, die peilt naar de onderliggende emotie en behoefte van het kind, zorgt er bij mijn kinderen voor dat ze hun emoties leren ‘doorvoelen’. Ze krijgen woorden voor hun emoties aangereikt, hun gevoel mag er zijn, en ze leren bovendien dat moeilijke emoties toegelaten zijn en voorbij gaan. Nadien is hun verdriet écht achter de rug.
De volgende dag was het opnieuw te laat voor een boekje. Ze vroeg erom, maar haar verdriet en kwaadheid waren niet meer zo hevig. Ze zei dat ze het jammer vond en ging slapen.