De toestand is hopeloos maar niet ernstig
"Toen de huisbaas kwam vertellen dat ook wij hier weg moeten, kwamen de tranen van diep. Dertien jaar diep"
zo 11 apr. - 7:50
Toen ik mijn moeder mijn nieuwe onderkomen liet zien, begon ze te huilen.
Het dak was naar beneden gekomen.
De noordwestenwind waaide door de ingegooide ramen.
En aan het plafond dansten stofwebben.
‘Maar het is wel gratis’, zei ik, zwierend met de grote sleutel,
die de eigenaar was komen brengen,
opgelucht dat er weer iemand in het huis wilde wonen.
De leegstand kostte hem handenvol geld.
Dertien jaar geleden staken we de sleutel voor de eerste keer in het slot.
Nu moeten we de sleutel teruggeven.
Alleen symbolisch.
Want de sleutel zal niet meer passen.
Het huis wordt plat gegooid.
Er komt een villa in de plaats.
In de afgelopen dertien jaar ben ik veranderd.
Van stadsmus naar plattelandskauw.
Van luxepaardje naar arm schaap.
Hoogzwanger stond ik hout te klieven in de sneeuw.
Zat ik borstvoeding te geven naast een kachel die maar niet wilde trekken.
Mijn man ging ’s nachts op zolder de pannetjes regenwater legen.
Was ik niet zo verliefd op hem
en op de boomgaard in de lente,
ik had het misschien veel eerder opgegeven.
Maar ik was niet de enige die veranderde.
Mijn kinderen groeiden uit tot een eigen soort.
Het eerste woord van mijn zoon was vuur.
Een jaar later wist hij hoe je het moest maken.
Er bestaat niet één instagram-waardige foto van hun kindertijd.
Met vuile smoelen staan ze in veel te grote skipakken in het kippenhok.
Toen ze naar de kleuterschool moesten,
kocht ik voor allebei een paar schoenen.
Doodsbang zaten ze naar hun eigen voeten te staren.
Ik besloot dat de overgang naar de echte wereld ook stap per stap mocht.
Met bemodderde regenlaarzen waggelden ze de klas binnen.
Maar ook het hol van Pluto bleef niet stilstaan.
Boerderijen veranderden in villa’s.
Op de oprijlaan pronkten ineens dure auto’s
en de koeienstal werd een glazen poolhouse.
Toen de kinderen,
net als de nieuwe buren,
droomden van een zwembad,
staken ze hun strandschepjes in de grond.
Tijdens hun middagdutjes groef hun vader verder.
Ik herinner me het zweet op zijn rug
elke keer hij de spade diep in de kleigrond stak.
Hij kreeg er geen beetje dankbaarheid voor terug.
Want onze kinderen geloofden dat ze in hun dromen hadden verder gewerkt.
Ik herinner me hun eerste duik.
Met bandjes om de armen door het modderige water.
Erna legden ze zich te drogen op het dak van golfplaten.
The poolhouse.
Ook de bewoners zijn veranderd.
Ze komen nooit op bezoek.
Ze weten niet tot waar het water kwam bij de overstromingen.
Ze kennen de verhalen niet.
Van zigeuners en palingstekkers.
Van de eindeloze zomers in het hoge gras.
Mijn lievelingsbuurman kent ze wel.
Elke maandag komt hij ze vertellen.
Zestig geleden is hij hier geboren.
Hij had hier ook willen sterven.
Maar zijn huis is nu een miljoenenproject.
Toen de huisbaas kwam vertellen
dat ook wij hier weg moeten.
Kwamen de tranen van diep. Dertien jaar diep.
Alleen mijn dochter hield zich flink.
‘En de bomen’, vroeg ze, ‘hoe nemen we de bomen mee?’
Ontdek ook de andere columns uit deze uitzending:
“Het is een kwestie van geen foute boodschappen de wereld in te sturen"
"Als het over de koers gaat, ben ik een bevoorrecht man"
"Die stenen zullen er in het najaar ook nog wel liggen"