“Vervloekt door de God JHW. Je zult vervloekt sterven.” Die tekst ontcijferde een onderzoeksteam op een tablet dat werd opgegraven in Nablus. De vervloeking zou ook bewijzen dat de naam van God, ‘Jahweh’ in het Hebreeuws, al eeuwen eerder werd geschreven dan men tot nu toe dacht. (Lees meer op vpro.nl)
Vloeken doen we dus al heel erg lang. “Al ging het vroeger meer om vervloekingen waarvan de zender hoopte dat ze écht zouden uitkomen” zegt taalwetenschapper Marten van der Meulen, in ‘De Wereld van Sofie’. “Bij dit vloektablet (uit Nablus, nvdr) en bij eerdere vloektabletten die we ook kennen lijkt de vervloeking nog echt serieus te worden genomen. Zo kennen we uit de Romeinse tijd vloektabletten waarop bijvoorbeeld gezegd werd: ‘Ik hoop dat je handen eraf vallen’ of ‘Ik hoop dat je blind wordt’.” Tegenwoordig is dat anders. “Als je nu ‘krijg de ziekte’ zegt, hoop je niet dat die persoon echt die specifieke ziekte krijgt, maar gaat het meer om een algemene uiting van ongenoegen.”
De pijnverzachtende functie
Vloeken kan opluchten, en een ontladend effect hebben. Maar het heeft ook echt een functie, geeft Marten van der Meulen aan. “Vloeken is taboe. Als je het toch doet, is dat een beetje stout, en dan merken je hersenen dat: ze geven je een klein scheutje adrenaline. En dat is precies wat je nodig hebt als je bijvoorbeeld je teen stoot en pijn hebt: om die pijn minder te laten worden heeft het vloeken een neurologisch effect. Ik wil het niemand per se aanbevelen: maar hoe sterker de vloek, hoe meer taboe het is, en hoe meer adrenaline je krijgt. Als je je teen stoot en je gebruikt de ergste vloek die je kent, dan zou de pijn wel eens minder kunnen worden.”
Als je je teen stoot en je gebruikt de ergste vloek die je kent, dan zou de pijn wel eens minder kunnen worden.
De sociale functie
Vloeken heeft ook een sociale functie. “Als je vloekt binnen een bepaalde groep waarin iedereen dat doet, overtreed je samen een taboe en kan dat de groepsbinding vergroten” zegt Van der Meulen.
Het omgekeerde geldt ook: “Ik ben zelf opgegroeid in Den Haag en daar was het best wel normaal om tegen je vrienden ‘godverdomme’ te zeggen en te ‘schelden met kanker’. Maar toen ik een andere stad ging studeren, werd toch wel snel duidelijk dat mensen daar aanstoot aan namen, en niet meer met me wilden praten.”
Lees verder onder de foto