De toestand is hopeloos maar niet ernstig
"‘En? Gaat ge met vakantie?' Ik was 21 toen ik de vraag voor het eerst aan een geliefde heb gesteld"
zo 21 jun. - 0:53
‘En? Gaat ge met vakantie?”
De vraag is een klassieker in een mensenleven. Een steekproef in maanden als deze, een openingszin op het werk en bij de bakker. “Jaja”, zegt iemand. “In juli. Frankrijk. Twee weken.” Daarmee weten wij genoeg. “Amai, tof!”, zeggen wij, hoewel dat allemaal nog moet blijken. Maar in vakanties hebben wij een grenzeloos vertrouwen.
Zeker ik. Ik ben zot van vakanties. Als kind was ik een nerveus meisje dat altijd iets in het vooruitzicht wou. Wanneer eten we? Wanneer is het mijn verjaardag? En vooral: wanneer vertrekken we? Meedogenloos was ik voor mijn ouders, die allicht moe waren van een jaar werken en misschien gewoon eventjes wilden neervallen in een zetel op ons terras, terwijl ik eens twee minuten zou zwijgen. Maar ik rustte niet voor mijn vader de wagen startte, klaar voor een lange rit met een thermos koffie, die mij in slaap zou wiegen nog voor we Rijsel hadden bereikt.
Toen ik een jaar of 16 was, ben ik de vraag aan vriendinnen beginnen stellen.
Ik had mijn ouders en hun wagen niet meer nodig, al was hun zakgeld natuurlijk nog welkom. Op tienerkamers planden wij vakanties tot in Nieuw-Zeeland, de realiteit bracht ons naar Noord-Holland. Dan nog was de vrijheid bedwelmend.
Ik was 21 toen ik de vraag voor het eerst aan een geliefde heb gesteld.
Voorzichtiger dan anders, want in een damesblad had ik gelezen dat de eerste vakantie met twee een belangrijke proef is. Wie samen een weekje Italië overleeft, kan het leven aan, zo leek het wel. Dat legt natuurlijk veel druk op de hele onderneming, want stel dat jouw geliefde niet naar Italië wil, maar naar de camping van zijn ouders? Of een andere plek waarvan jij vreest dat je het leven daar toch wat minder zal aankunnen dan in een boetiekhotel in Rome?
Daarna heb ik mijn man ontmoet. Bij hem viel alle vrees weg. Vakanties werden moeiteloos en kregen vaste regelmaat. Ik behoorde voortaan tot het type koppels waar wel eens smalend over wordt gedaan: de tweeverdieners, met hun twee jobs, hun twee wagens, en twee keer per jaar willen ze weg. Het type mens dat zichzelf constant voorbij loopt, dus. Kan zijn, maar ik heb toch van die vakanties genoten. Ook toen er kinderen kwamen en zomers eigenlijk een hoop last worden, want daar loop je dan, met die buggy te sjouwen over het warme zand en daar zit je dan, te waken bij het zwembad. Doodmoe wordt een mens ervan. Maar toch, elk jaar: gaan we?
In deze junimaand valt de vraag opnieuw, maar door corona voelt ze anders. Je kiest niet meer zo vrijelijk, er valt niet te weifelen tussen Kenia of Canada. Sinds twee jaar maakten wij zulke verre tochten, waarbij mijn tieners de vliegreis zwijgend ondergingen met hun koptelefoon. Ter plekke - daar deed ik het voor - groeide hun verwondering en vonden wij mekaar, bijna leken wij een gezin uit de boekskes. Ik genoot ervan hen de weg te wijzen in de wereld. Ook zij genoten, al deden ze natuurlijk hun best om dat niet te laten merken.
Nu staan wij te draaien, zoals iedereen. Gaan we?
Wat mij betreft niet, want recent ben ik van de stad naar een groene buitenwijk verhuisd. Dat was, al zeg ik het zelf, één van de meer geslaagde beslissingen in mijn leven. Ik zie plots roodborstjes neerstrijken in het gras en hou dan telkens mijn adem in. Mijn man wijst naar boven en zegt: ‘Kijk, kauwen!’ en ik knik, al heb ik geen idee wat ik me bij een kauw moet voorstellen, stadsmus als ik was. Maar ik ben gelukkig op deze plek, en ik merk dat ik eigenlijk steeds minder nodig heb om gelukkig te zijn.
Toch wordt het allicht nog wat meer. Corona of niet, cirkels willen rond zijn. Op hun beurt zullen mijn kinderen niet rusten vòòr er een bestemming in het vooruitzicht wordt gesteld. Een plek die hen het gevoel geeft, jong als ze nog zijn, dat het dààr allemaal te gebeuren staat. Ik gun hen die leercurve. Zelf heb ik het gevoel te zijn thuisgekomen, maar ik verwacht de vraag nog vaak in de komende dagen. “Gaan we?”
Beluister de column van Nadine Van Der Linden voor 'De toestand is hopeloos maar niet ernstig':
Lees ook:
"Als mensen zeggen hoe fantastisch zijn gedichten zijn, wil ik soms zeggen: niet al die gedichten zijn even goed hoor"
"Als comedian solliciteer je niet. Je wordt gebeld. En als je niet gebeld wordt, ga je gratis optreden"
"Ik dacht dat er voor mij niet zo veel zou veranderen, want ik ben altijd al alleen met mijn gedachten"