De toestand is hopeloos maar niet ernstig
"Mijn bloed begon zowaar te koken. Op zo’n moment is het vechten om de innerlijke Jay Vleugels in mij te onderdrukken"
zo 24 mei - 6:24
20 mei 2020.
De brandende zon drijft mij naar een zeldzaam schaduwplekje op mijn terras van mijn appartement in Knokke. Wat? Knokke. Jàwel, Knokke. Wellicht denkt u nu iets in de trant van: ‘Amai, dat boert precies niet slecht, al die showbizz-toestanden’. Of misschien denkt u eerder ‘Ho, Knokke, wij gaan liever naar Oostende of juist over de grens naar Cadzand. Daar is het ten minste nog niet zo bekakt.’
Of misschien redeneert u nu wel net hetzelfde als die vrouw enkele weken geleden. Die overjaarse spice girl, die in haar paardrijbroek uit haar matzwarte Range Rover stapte op de parking van een Knokse supermarkt, en die verrast was om mij te zien in Knokke. ‘Amai, wat doede gij in Knokke?’, sneerde ze farce met een kauwgom tussen haar veel te bleke tanden. Ik zei ‘Neen, ik woon hier, en u?’
‘Zeg woonde gij niet op ’t Zuid in Antwaarpe, gelijk d’echte acteurs?’
Waarop ik antwoordde: ‘Natuurlijk woon ik daar ook. Maar nu ben ik in Knokke en ga ik naar de winkel om dan terug naar huis te gaan.’ ‘Naar Aantwaarpe?’. ‘Neen, naar mijn thuis in Knokke.’
Als er één iets echt was aan de vrouw haar gezicht was het het vies venijnig grijnsje dat er plots op verscheen.
‘Zijde gij een tweede verblijver of wa?!’, vroeg ze iets te luid naar mijn goesting. ‘Mag niet, meneer, Verheyen.’ ‘Verheye’, zei ik, ‘zonder -n. En ja, ik ben hier tweede verblijver, mevrouw, en dat in mijn eigen geboortestad dan nog. Maakt dat mee.’ ‘Ja? Amai’, ging ze verder. ’t Is niet om dat ge nen Bekende BV zijt dat ge meer moogt dan een ander, he.’
Mijn bloed begon zowaar te koken. Op zo’n moment is het vechten om de innerlijke Jay Vleugels in mij te onderdrukken.
‘Gij hebt hier niks te zoeken, he’, sneerde ze giftig.
Ik had zoveel kunnen zeggen nu. Ik had gewoon eerlijk kunnen zeggen dat ik dicht bij mijn familie in de buurt moet zijn. En wil zijn en mag zijn. Dat ik in deze vreemde tijden, als enig kind, verantwoordelijk ben als mantelzorger voor de persoon die ik het liefste zie in mijn leven. En dat ik daar een gewettigd attest voor heb gekregen en of ze dat graag eens wil zien misschien?
Mantelzorger, een woord dat ze volgens mij nooit had begrepen Ze zou gedacht hebben dat ik ergens, in een vestiaire van een theater, op mantels zou moeten babysitten.
Maar in plaats van haar dat te zeggen, snauwde ik baldadig: ‘Bel dan de flikken, he.’
Waarop zij ‘awel, ja’ terugblafte.
En o jawel, u raadt het nooit. Alsof het een goed gerepeteerde scène van een fictiefilm betrof, kwam een politiecombi op het juiste moment de parking op gedraaid en kwam deze in onze richting gereden. Tot vlak naast ons. De agent aan de passagierszijde opende het raampje en begroette me vriendelijk. ‘Riksje, hoe wist vintje?’
Zijn gezicht kwam mij bekend voor. Ik gokte dat hij de vader is van een vroeger voetbalkameraadje. Een zekere Danny. Ja! Danny de papa van Davy. Dikke Davy die, hoe kan het ook anders, in de goal stond bij ons.
‘Ken je me nog?’, vroeg hij. ‘Het is Danny. De papa van Davy. De keeper van vroeger bij de preminiemen… Dikke Davy, noemden jullie hem altijd, he.’
‘Jaja, das juist’, zei ik.
Ik voelde hoe Madame botox vanop een afstand stond toe te kijken. Wachtend, liggend op de loer, om mij te verklikken, moet ze gedacht hebben.
‘En?’, zei Danny de flik, ‘gaat het een beetje? Want ik hoorde dat niet zo evident gaat allemaalle.’ Waarop ik snel onderbrak, want ik wilde niet dat de vrouw hoorde wat er zich exact afspeelde: ‘Ja, het gaat goed. Alles komt goed.’ ‘Ah, allez, da’s goed. Goed dat je hier bent dan. Zeg, en doe zo voort, he. Want we zijn trots op je, wi. En content van je nog een keer in ’t echt te zien. Tof van nog een keer een echte Knokkenaar tegen te komen in plaats van al die aangespoelden hier. Al wat dat ze meepakken van Antwerpen naar hier is show en hun domicilie.’
Ik zag hoe Danny de vrouw, de aangespoelde vrouw zoals hij haar noemde, een vluchtige blik toewierp. Iets in mij zei me dat ze elkaar al eens eerder hadden gezien.
Net voor Danny zijn raampje helemaal dicht was, riep hij nog snel ‘Weet je wa? ‘k Ga onze Davy de groeten doen, he?!’
Ik stak m’n duim omhoog terwijl dat voor mij eigenlijk niet hoefde. Maar de combi was al weg. Toen ik de aangespoelde vrouw een laatste keer aankeek, besefte ik dat het vooroordeel dat botox elke vorm van gezichtsuitdrukking lam legde, volledig onterecht was. Ik wenste haar een fijne dag, trok mijn mondmasker in positie en wandelde vastberaden de winkel in, samen met Michael Kiwanuka zingend in mijn oren. Home again.
Toen ik ’s avonds in mijn tuinstoel plofte, nadat ik een kwartierlang met een ijskrabber een aangekoekte meeuwendrek van mijn barbecue had geschraapt, scrollde ik door mijn smartphone. Er was een Facebookberichtje binnen gelopen van dikke Davy. Hij is mager nu en deed me de groetjes terug. Vijf minuten daarna stuurde de aangespoelde vrouw mij een vriendschapsverzoek met bijgaande boodschap. ‘Geniet van je thuis en zorg goed voor haar’.
Onverwacht, dat kun je wel zeggen. Even onverwacht als die overvliegende meeuw die op dat moment mijn barbecue voor een tweede keer onder kakte.
Whatever, dacht ik bij mezelf.
Ik sloot mijn ogen, snoof de zeelucht en realiseerde me hoe fijn het is om weer te thuis te zijn.
Beluister de column van Rik Verheye voor 'De toestand is hopeloos maar niet ernstig':
Lees ook:
"En toen ik haar in mijn armen hield, dacht ik: niets, maar dan ook niets kan tippen aan de ademende werkelijkheid"
"Het is een cliché hé: het geluk zit in kleine dingen. Maar godverdekke, het is waar."
"Ik ga niet minder hard werken, maar wel minder altijd"