De toestand is hopeloos maar niet ernstig
"Op Finca Don Carmelo lijkt de tijd voor eeuwig vertraagd, uitgerekt en gesmolten. Ik hoop dat het zo mag blijven."
zo 28 jun. - 0:39
Het was niet lang nadat de quarantaine hier in Spanje begon - midden maart- dat ik op onze finca een verschil begon te merken. Het gebrom van tractoren, het gesnerp van kettingzagen en het heen en weer gerij van auto’s was amper twee weken gestopt toen we vanop de veranda plots veel meer vogels dan normaal konden zien; tientallen leeuweriken buitelden vrolijk kwetterend door de lucht en maakten hun nesten op de grond tussen het gras dat door de overvloedige voorjaarregens flink was opgeschoten. Goudvinken floten vrolijk hun wijsje in de perenboom terwijl we hoog in het zwerk de iele schreeuw van een havik hoorden. En wanneer de nacht viel konden we vanuit ons bed geboeid de conversaties tussen de verschillende families steenuilen volgen. Hun heen en weer geschreeuw is zo hard dat het lijkt alsof er in de familie steenuil permanent ruzie wordt gemaakt. In dat opzicht verschillen ze niet veel van de gemiddelde Andalusische familie die zelfs een vriendelijk gesprek over koetjes en kalfjes op schreeuwtoon afwerken. Ook de gekko’s die op de muren rond het huis op jacht gaan naar muggen leken ineens in veel grotere getale te zijn opgedaagd. Jakobien zag tijdens haar dagelijkse wandelingen hazen en wilde konijnen vrolijk rondhuppelen, alsof ze wisten dat ze nu geen schrik moesten hebben van de jagers. Immers, quarantaine is den tijd dat ze niet schieten.
Terwijl wij mensen met een bang hart de deuren achter ons dicht trokken om de onzichtbare vijand buiten te houden, herademde de natuur en kwamen de dieren in grote getalen uit hun nesten. Niet alleen in de lucht en op het land, maar verrassend genoeg ook in de Middellandse zee. Voor de kust van Málaga werden plots walvissen en haaien gesignaleerd die waarschijnlijk verbaasd kwamen kijken waarom het zo stil was.
“De dieren voelen dat de aarde minder vibreert”, wist Pedro me gisteren te vertellen terwijl we de hooibalen die hij net had gebracht in de schuur sleepten. Pedro zaagt voor zijn beroep dode bomen om en verkoopt ze daarna als brandhout. Pedro heeft een grote aanhangwagen en helpt me om hooi binnen te halen voor de paarden of in de oogsttijd de olijven naar de perserij te brengen. “Ik zie nu op de campo ook veel meer dieren” zei hij nog. “Gisteren ontdekte ik een nest van een nachtegaal; dat had ik in jaren niet meer gezien. En er zijn ook weer meer kameleons.” Dat laatste kon ik beamen, want ik had van de week nog een jonge kameleon de straat helpen oversteken. Een kameleon, moet u weten, is namelijk niet erg snel en daardoor een gevaar voor zichzelf. Het loopje van een kameleon doet me altijd denken aan de clip van Walk Like An Egyptian van The Bangles; ze stappen traag wiegend vooruit en houden alternerend een voor-en achterpoot tegelijk in de lucht. Ik reed op de mijn motor van het dorp naar huis toen ik de kleine kameleon in het midden van de weg opmerkte en mijn motor dwars op het landelijke baantje parkeerde om het verkeer tegen te houden. “Waarom moet ik stoppen?”, vroeg de oude boer die op zijn kleine tractor piepend tot stilstand kwam.
“Even wachten tot de kameleon is overgestoken” zei ik.
“Maar ik zie helemaal geen kameleon!”, zei de man, terwijl hij kippig om zich heen tuurde.
“Dat is de essentie van een kameleon”, antwoordde ik schertsend.
“Daar staat de ezel van Paco te grazen”, repliceerde de boer.
Het leek alsof ik in een absurd theaterstuk van Ionescu was terechtgekomen.
In se leken de voorbije drie maanden wel één groot absurdistisch toneelstuk. Het contrast tussen het idyllische beeld van de natuur die open bloeit als de mens en zijn machines even pauzeren aan de ene kant en anderzijds de menselijke drama’s voor wie geliefden verloor, de frustraties van wie thuis moest zitten, opgehokt in kleine flatjes in grote steden en de economische ravage die Covid heeft aangericht en de werkloosheid die daar uit volgt.
Het contrast ook tussen het vrolijke gekwetter van de vogels rond ons huis en het irritante getwitter van allerlei opgeblazen ego’s op sociale media en de zo mogelijk nog irritantere clickbait-verslaving van de reguliere media maakte dat ik alsmaar minder naar mijn smartphone en alsmaar meer naar mijn schop en hark greep. Het resultaat is een groententuin om ‘usted’ tegen te zeggen, waar vier verschillende tomatenrassen hun plekje onder de zon delen met bonen uit de Himalaya die ik kreeg van een Pakistaanse vriend, courgettes, aubergines, meloenen en watermeloenen, komkommers en augurken en een collectie chili pepers. Als de volgende covid golf er aan komt -god verhoede- gaan we hier in elk geval geen honger lijden.
Inmiddels arriveren aan de kust weer de eerste toeristen. De Spanjaarden hebben zich goed georganiseerd en hebben hun stranden in vakken verdeeld. Stewards wijzen de bezoekers hun plaatsje op het strand aan, zoals vroeger de ouvreuses in de bioscoop. De sociale afstand wordt goed gerespecteerd. Mondmaskers zijn verplicht in winkels en op plaatsen waar je geen 1,5 meter afstand kan houden. En terwijl de mens moeizaam herademt, al dan niet met een masker voor de mond, duiken de walvissen en de haaien weer onder in de Middellandse zee.
Op Finca Don Carmelo lijkt de tijd echter voor eeuwig vertraagd, uitgerekt en gesmolten zoals in dat schilderij van Salvador Dali. Ik hoop dat het zo mag blijven.
Ik sluit dan ook graag af met één van de beroemdste zinnen uit de wereldliteratuur, die alle tegenstrijdigheden samenvat die de komst van corona en de quarantaine bij me heeft opgeroepen. Charles Dickens opende er zijn roman ‘A tale of two cities’ mee, die hij schreef in 1859.
It was the best of times, it was the worst of times, it was the age of wisdom, it was the age of foolishness, it was the epoch of belief, it was the epoch of incredulity, it was the season of light, it was the season of darkness.
Beluister de column van Alain Grootaers voor 'De toestand is hopeloos maar niet ernstig':
Lees zijn column aan het begin van de lockdown:
Lees ook:
"Je kan het je haast niet inbeelden, dat huizen die je halsoverkop hebt achtergelaten er nog staan bij je thuiskomst"
"We zouden Piet Huysentruyt nog eens vanonder het stof kunnen halen. “En zeg e keer, wat hebben we gheleerd?""
"We zijn veel geweest de voorbije maanden: solidair én egoistisch, opportunistisch én plichtsgetrouw, dapper én bang"