De toestand is hopeloos maar niet ernstig
"We zijn veel geweest de voorbije maanden: solidair én egoistisch, opportunistisch én plichtsgetrouw, dapper én bang"
zo 28 jun. - 0:14
We zijn heel veel geweest, de voorbije maanden.
Solidair én egoistisch.
Opportunistisch én plichtsgetrouw.
Niet de ene mens opportunistisch en de andere plichtsgetrouw, of de ene solidair en de andere egoïstisch, we zijn allemaal een beetje het een en een beetje het ander geweest.
We zijn dapper en bang geweest. Niet de ene mens dapper en de andere bang, we hebben allemaal wel eens het ergste gevreesd, om de volgende dag weer moed te scheppen.
We hebben verlangd naar hoe het vroeger was, en we hebben allemaal beseft dat dat Vroeger misschien toch niet zo heel fraai was. We hebben gedroomd van wat we wilden behouden en van wat we anders zouden willen. We hebben onze leiders vervloekt en we hebben ontzettend veel begrip voor hen gehad. We hebben Marc van Ranst geloofd, en we hebben gezucht: die weet het ook niet. We hebben genoten van het Kleine, en we hebben gesmacht naar het Grote. We hebben getwijfeld aan onze vriendschappen, en we hebben beseft dat ze onmisbaar zijn. We zijn kregelig geweest, én ongenaakbaar. We hebben nachtmerries gehad, en de allerzoetste dromen. We hebben de moed verloren, en we zijn nog nooit zo zeker van onszelf geweest. We zijn gezwicht voor defaitisme en we hebben geloofd in de maakbaarheid van alles.
We hebben spijt gehad, én we zijn tevreden geweest. We zijn verdrietig geweest, én uitgelaten, somber en hoopvol, kortaf en goedmoedig.
We waren civiek en inciviek, ernstig en los, we liepen er hier en daar een kantje af en we maakten ons kwaad als we zagen hoe iemand anders er de kantjes afliep. We hebben gedacht dat het ons wel niet zou overkomen, en we hebben beseft dat het dwaas was om dat te denken. We hebben gespot met de hamsteraars en we hebben állemaal één klein dingetje gehamsterd. Iets onmisbaars. We hebben ons groothartig het lot van anderen ingebeeld, en we hebben ons er niks van aangetrokken. We hebben gedacht dat het zou overwaaien en we hebben gedacht dat het nooit zou weggaan. We zijn vlijtig geweest en lui, achterdochtig en vertrouwensvol, ernstig en speels, relativerend en stuurs. Optimistisch en klam van het zweet. Onkreukbaar en weerloos. We hebben gepoetst en opgeruimd. We hebben aan God gedacht. Aan de mensen in Calcutta. Aan een oude man die eenzaam lag te sterven achter plexiglas. Aan onze eigen dood, aan oud worden, en hoe de wereld dan zal zijn. We hebben ons afgevraagd of het toch niet een beetje onze eigen schuld was. We hebben ons gesust met de gedachte dat we ons best hebben gedaan. Dat schuld niet bestaat. Dat we niet beter wisten. Dat iedereen het deed. Dat er veel ergere zondaars zijn. We hebben gelachen met het nieuwe normaal, en we hebben een motiefje gekozen voor een mondmasker.
We zijn allemaal alles tegelijk geweest.
En we hebben beseft dat dat ons, in dat rijke leven van vroeger, nog nooit was overkomen.
Beluister de column van Marnix Peeters voor 'De toestand is hopeloos maar niet ernstig':
Lees zijn column aan het begin van de lockdown:
Lees ook:
"Je kan het je haast niet inbeelden, dat huizen die je halsoverkop hebt achtergelaten er nog staan bij je thuiskomst"
"We zouden Piet Huysentruyt nog eens vanonder het stof kunnen halen. “En zeg e keer, wat hebben we gheleerd?""
"Op Finca Don Carmelo lijkt de tijd voor eeuwig vertraagd, uitgerekt en gesmolten. Ik hoop dat het zo mag blijven."